Is het Nederlands wereldkampioen sjwa?

  • Jozef Van Loon KANTL

Samenvatting

SAMENVATTING

De sjwa is de meest voorkomende, meest bestudeerde en desondanks minst begrepen klinker van het Nederlands. Dat komt door zijn “meerslachtigheid”. Met van Oostendorp (2000) moet een onderscheid worden gemaakt tussen een epenthetische sjwa, een reductiesjwa en een vaste sjwa. Alleen deze laatste heeft de status van een zelfstandig foneem. De andere sjwa’s zijn door hun variabele realisaties naargelang van dialect en omstandigheid fonologisch moeilijker grijpbaar. Bij de epenthetische sjwa, die ondanks zijn hoge ouderdom nooit standaardtaal is kunnen worden, contrasteren de Centraal-Nederlandse met de zuidwestelijke en noordoostelijke regiolecten. Bij de reductiesjwa zijn er scherpe tegenstellingen tussen Noord en Zuid, die echter niet ouder zijn dan de zestiende eeuw en in sommige gevallen zelfs pas in het Hedendaags Nederlands zijn ontstaan. De tegenstelling is toe te schrijven aan intonatieverschillen tussen Noord en Zuid, die ondanks hun zo opvallende karakter nog compleet onontgonnen terrein zijn in de neerlandistiek. De Nederlandse sjwa heeft zijn unieke plaats nog versterkt door het feit dat hij vanaf de dertiende eeuw een kenmerkend bestanddeel werd van grammaticale partikels (de, ge), een kenmerk dat het Nederlands vooral met het Frans deelt. Het belangrijkste verschil met het Engels ontstond omstreeks het jaar 1000. Het Laatoudengels hield bij leenwoorden vast aan de Oudgermaanse klemtoonregels, terwijl het Nederlands en het Duits nieuwe nominale verbaalstammen met jambisch klemtoonpatroon ontwikkelden (begín, verbód) die het pad effenden voor de huidige pretonische klinkers in leenwoorden.

SUMMARY

The schwa is the most frequent, most studied, and nevertheless least understood vowel of Dutch. This is due to its multi-faceted nature as an epenthetic (mellək), reduced (kəpot) and underlying schwa (bəloven) (van Oostendorp 2000), only the last of which has the properties of an independent phoneme. By their innumerable realisations, the other schwas are less easy to grasp. The reduced schwa is realised quite differently in Northern and Southern Dutch. The differences are rather recent and date from the 16th and the 19th centuries. They were caused by remarkable, as yet unexplored dialect contrasts in intonation contours. As to the epenthetic schwa, the dominant Central-Dutch area shows opposite effects against southwestern and northeastern dialect varieties. Dutch schwa has amplified its unique position since the Late Middle Ages by developing into a grammatical particle just as it did in French. The major break with English occurred at the end of the Old English period. Late Old English stuck to the Old Germanic rules of stressing nouns as well as loanwords on the first syllable, while giving up prefixal word-formations, whereas Dutch (and German) developed jambic deverbal noun-patterns that paved the way for loanwords with pretonic vowels.

Gepubliceerd
2020-01-08