Zinsritmiek en metrum als factoren bij de keuze tussen volgordes in de werkwoordelijke eindgroep. Een uitstapje naar de negentiende eeuw

  • Georges De Schutter KANTL

Samenvatting

In De Schutter (2012) heb ik mij geconcentreerd op variatiepatronen in de werkwoordelijke eindgroep in Nederlandse zinnen. De tekst besloot met de suggestie dat de neiging naar optimalisering van de metrische verandering die binnen zulke werkwoordelijke groepen bestaat misschien een (gedeeltelijke) verklaring kan bieden voor een aantal linguïstische wijzigingen die in de laatste twee eeuwen hebben plaatsgevonden. Deze suggestie is het vertrekpunt voor dit artikel. Om meer inzicht in deze kwestie te krijgen werd een corpus samengesteld van alle werkwoordelijke eindgroepen met temporele en passiverende hulpwerkwoorden en een voltooid deelwoord als complement, en van de hulpwerkwoorden met een infinitief. Het corpus werd samengesteld uit Max Havelaar, een van de hoogtepunten uit de Nederlandse romankunst van de negentiende eeuw. Een uitgangspunt is dat de neiging om in die periode te kiezen tussen bepaalde patronen (gedomineerd door ritmische en metrische bepalingen) niet veel verschilt van het Nederlands van vandaag. Ik vond twee soorten afwijkingen tussen de taal in Max Havelaar en die van het geschreven Nederlands uit de 21ste eeuw: in groepen van het type kunnen komen en kunnen hebben gewerkt gebruikt men in Nederland minder mogelijkheden om de woorden te ordenen. In de beide gevallen kan die reductie teruggebracht worden tot het verdwijnen van de variant die in de 19de-eeuwse roman wel nog aanwezig was en die metrisch minder succesvol bleek.

 

De Schutter (2012) was devoted to variation patterns in Dutch clause final verb groups; it ended with the suggestion that the tendency towards optimization of the metrical alternation within such verb groups might very well provide an (at least partial) explanation for a number of linguistic changes that took place in the last two centuries. This suggestion is the starting point of this text.

To gain some insight into the matter a corpus of all final verb groups with temporary and passive auxiliaries requiring past participle complementation, and of modal auxiliaries with infinitive, was collected from Max Havelaar, one of the highlights of Dutch nineteenth century novel writing. It was then stated that the tendencies in choosing between patterns (dominated by rhythmic and metrical regularities) were very similar to the ones found in modern Dutch. I then found two sets of deviations between the language used in the novel and in 21th century written language: in groups of the kunnen komen (‘be able to come’) and of the kunnen hebben gewerkt (‘be able to have worked’) types modern Dutch as used in the Netherlands displays fewer possible word orderings. In both cases the reduction may be brought back to the disappearance of the variant still current in the 19th century novel, that proved to be metrically less successful.

 

Gepubliceerd
2015-02-18
Sectie
Artikelen